Stap voor stap meekijken over de schouder van een preparateur

06-06-2023

Vakwerk met wild en dieren

Herman is niet van de cups en de pads. Wanneer ik aan de keukentafel bij hem thuis mijn schrijfblok en balpen uit de tas pak, neemt hij de maat van enkele schepjes grove maling Douwe Egberts. Terwijl het kokende water door de papieren filter druppelt, vraag ik me af hoe lang het wel niet geleden is dat ik het geluid van een koffiezetapparaat heb gehoord. Herman zweert erbij en ongelijk kan ik hem niet geven wanneer ik de mok weer terug op tafel zet. Heerlijk oldschool dit ambachtelijk bakje zwart.

De reden waarom ik hier ben heeft ook met ambacht te maken. Herman is namelijk een vakman. Met twee rechterhanden wekt hij dode dieren weer tot leven, zij het in dezelfde pose. Vandaag mag ik over zijn schouder meekijken hoe Herman een kraai prepareert. ‘Vogels zijn het gemakkelijkst’, vertelt hij tijdens het villen. ‘Als dit klaar is breng ik met een kwast de looistof aan, waarna we de kraai weer opvullen met houtwol. Dierenhuiden moeten eerst nog tien dagen in een bad met looistof, maar dit is zo gebeurd. Je zal het wel zien, voor de lunch zijn we klaar.’

Praten en breien is Herman niet vreemd. Terwijl hij aandachtig met een scalpelmesje de huid losmaakt van het vlees, vervolgt hij zijn verhaal. ‘Honden en katten raad ik af, daar heb ik mensen al zo vaak de mist mee zien ingaan. Weet je, wanneer ze hun overleden huisdier komen brengen, zijn de emotie en het verdriet het grootst. Opgezet willen ze hun hondje dan als blijvende herinnering koesteren, maar op dat moment staan die mensen nog vol in het rouwproces. Als ik drie maanden later bel om te zeggen dat het preparaat klaar is, blijft het gewoonlijk eerst even stil aan de andere kant van de lijn. De piek van het rouwproces is dan alweer wat afgevlakt en in de meeste gevallen is er zelfs al een ander huisdier waar het gezin zich aan verbonden heeft. Je wil niet weten hoe vaak ik heb meegemaakt dat mensen achteraf spijt hebben van de beslissing om hun huisdier op te laten zetten.’

Het is een van de vele anekdotes die de revue zullen passeren. Met veertig jaar aan preparateurservaring kan Herman er boeken mee vullen. ‘School was leuk maar toen ik op mijn zestiende niet meer leerplichtig was, had ik het er wel gezien. De kunst van het preparen sprak me aan en bij Teurlincx kon ik in de leer, te beginnen met het zuiver maken van schedeltjes.’

Ondertussen komt er een emmer gevuld met zagemeel op tafel. Het vrijgekomen karkas wordt zorgvuldig met fijne snippers bewerkt. Herman: ‘Door de kleine snijwonden te deppen, zijn de veren beschermd tegen bloed. Hierdoor hoeven ze later niet gewassen te worden.’

Na elf jaar loondienst koos Herman in 1980 voor een eigen atelier, wat zuidelijker gelegen richting Limburg. ‘Er was een massa werk toen, andere tijden ook. In Valkenburg kochten toeristen in souvenirwinkels naast de gebruikelijke snuisterijen ook preparaten voor thuis, dat was heel gewoon. De vraag naar Afrikaanse dieren kon een man alleen niet bijhouden.’

Waar robots en digitalisering menig beroep voorgoed in een andere plooi hebben gelegd of zelfs overbodig gemaakt, blijft prepareren een stiel dat enkel door mensenhanden gedaan kan worden. Herman: ‘Er zijn wel wat dingen veranderd ondertussen. De mal voor een hertenkop is nu een vaste schuimvorm waar de huid overheen gaat, vroeger werd die mal uit turf gesneden.’ Een ander voorbeeld is de tong. ‘In de beginjaren was dat allemaal gips- en schilderwerk, tegenwoordig zijn rubberen tongen in verschillende maten verkrijgbaar.’

Na het schoonmaken van de huid gaat de emmer met zagemeel aan de kant. In de plaats verschijnt een bak met looistof en een kwast. ‘Kun je geloven dat we vroeger de binnenkant van de huiden met arsenicum insmeerden? Daar kon je zelfs blind van worden, zo giftig is dat goedje. Deze looistof is op natuurlijke basis gemaakt, ongevaarlijk. Je hebt er zelfs geen handschoenen meer bij nodig.’

Waar eerst vlees zat, worden de kraaienpoten nu gevuld met omwikkelde watten. Ijzerdraad komt eraan te pas waarna de handelingen elkaar snel opvolgen. Er wordt geknipt, gebogen en draad door de poten gevoerd. Met enkele steken krijgt het houtwol een geraamte en voor ik weet wordt de borst met naald en draad dichtgenaaid. In vijf luttele minuten heb ik een demonstratie van veertig jaar vakmanschap gekregen. Gelukkig zijn er foto’s die dit verhaal nog eens kunnen navertellen.

De persluchtslang wordt vanaf het plafond naar beneden uitgerold om eerst het zagemeel uit de veren te blazen. Vervolgens wordt de kraai met hete luchtstralen droog geföhnd. Voor de ogen in de kassen gaan, deelt Herman nog een laatste verhaal.

‘Een bevriend preparateur nam me een keer mee naar Afrika waar we in een nationaal museum alle uitgestalde vogels, vissen en dieren moesten beoordelen. Preparaten die in een te erbarmelijke staat verkeerden, moesten eruit. Eerst enkele dagen inspectie, daarna was er nog tijd om het land te verkennen. Een mooie reis waar ik nog regelmatig aan terugdenk. Op een gegeven moment is een olifant aan de beurt. Aan de buitenkant ziet de dikhuid er tamelijk goed uit maar ook van binnen moest de kwaliteit gecontroleerd worden. Zoals bij een zolder kon je uit de buik een luik naar beneden trekken. Dit dier was zo gigantisch dat er een kleine ladder in het luik moest worden gezet om daarlangs omhoog te klimmen. Eenmaal in de buik duurt het welgeteld 5-6 seconden voordat mijn maat gillend naar beneden springt, bedekt onder de vlooien en museumkevers. Je had hem moeten zien lopen, die trok één langgerekte sprint van het museum naar de douche van het hotel!’

Sinds de ochtendkoffie zijn we twee uur verder als Herman de kraai van ogen voorziet. ‘Van echt glas. Plexiglas is misschien goedkoper maar trekt ook meer stof aan.’ Er komen klemmen op de vleugels die de veren op hun plaats houden, kop en nek worden in een natuurlijke houding gezet. Herman: ‘Nu is het alleen nog maar laten drogen en dan zijn we er.’

De kraai komt in een kamer te staan tussen andere drooggenoten. Ik wil de terugreis naar Kaatsheuvel aanvatten, maar Herman laat me niet met een lege maag vertrekken. Terwijl hij brood op tafel zet, spreken we uitvoerig over onze grootste, gemeenschappelijke deler: de jacht. Ervaringen en toekomstplannen gaan over en weer. Zo heeft Herman een mooi estate in Schotland gevonden waar hij dit jaar reebokken gaat jagen. Het is begin februari van dit jaar en niets wijst erop dat deze plannen enkele maanden later in rook zullen opgaan. Better luck next year.

Voor ik in de auto stap, bedank ik Herman en besluiten we met een stevige handdruk. ‘Wanneer kom je nog eens? Dan gaan we de volgende keer reeëngeweien doen.’